Vanwege het 5-jarig bestaan van het Netwerk Weerbaar Bestuur blikken een paar netwerkpartners terug en vooruit. Welke mijlpalen hebben we samen bereikt, en wat zijn de uitdagingen voor de toekomst? Deze keer aan het woord: Ilona Kalksma, hoofd van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) Den Haag en landelijk portefeuillehouder Bestuurlijke Weerbaarheid en Jelle van Triest, senior adviseur bij het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC).
Wat is de rol van jullie organisaties binnen het Netwerk Weerbaar Bestuur?
Ilona Kalksma (IK): “De belangrijkste opdracht van de RIEC´s is om te zorgen dat het openbaar bestuur weerbaar is tegen ondermijnende criminaliteit. Daarvoor zijn we betrokken bij verschillende facetten. Bijvoorbeeld bestuurlijke integriteit, het op orde maken van kwetsbare werkprocessen en integer handelen. Er zijn tien RIEC´s, en we hebben het LIEC dat ons landelijk ondersteunt en adviseert. We zijn betrokken bij het netwerk vanwege onze expertise op het gebied van ondermijning en bestuurlijke weerbaarheid.”
Jelle van Triest (JvT): “Ik ben betrokken bij het netwerk als schakel tussen de RIEC´s en landelijke partijen en verenigingen. Dat doe ik vanuit mijn functie als senior adviseur bij het LIEC en als adviseur van Ilona als landelijk portefeuillehouder. Ik ben veel bezig met aftasten welke ontwikkelingen er zijn en hoe die raken aan ons werk. En zo de juiste verbindingen maken die onze aanpak helpen versterken. Via het netwerk heb ik bijvoorbeeld contact gelegd met de Rijksrecherche zodat we meer samen kunnen gaan werken gezien onze gezamenlijke doelen. Het lijkt soms een open deur, maar het netwerk is wel nuttig.”
Wat is jullie het meeste bijgebleven aan de samenwerking tot dusver?
IK: “Dat het fijn is om in het netwerk te kunnen laten zien waar we mee bezig zijn. Niet alleen wij, maar ook andere netwerkpartners. Zo kunnen we goed meekrijgen wat iedereen doet en kunnen wij daar weer op aanhaken. Op die manier wordt de aanpak versterkt.”
JvT: “Soms zie je bij een samenwerking dat dingen langs elkaar heen lopen. Door het netwerk kunnen organisaties elkaar sneller vinden en kunnen we onze werkzaamheden op elkaar laten aansluiten. Binnen het netwerk word je veel meer betrokken bij wat anderen doen. Er blijft aandacht voor nodig om dat in de gaten te houden, maar door actief te blijven binnen het netwerk houd je dat op peil. ”
Op welke dingen die het netwerk heeft bereikt zijn jullie het meest trots?
IK: “Ik denk wel de investeringen die zijn uitgetrokken om kleine gemeenten te helpen om hun weerbaarheid te vergroten. We verlangen veel van gemeenten, dus het blijft naast deze bijdrage voor de kleine gemeenten ook nodig om ook structureel in alle gemeenten te investeren. Immers gemeenten hebben een behoorlijke opgave te doen.
JvT: “Je merkt dat de aandacht voor het thema behoorlijk is toegenomen, en dat de bewustwording sterk is gestegen. Ik denk dat het netwerk daar wel echt aan heeft bijgedragen en dat we daar nu op kunnen doorpakken. Je ziet nu wel echt dat er stappen worden gemaakt door die inzet en dat er vanuit de ministeries elk jaar flink geïnvesteerd wordt. Dan heb je het via het netwerk toch wel goed op de agenda weten te zetten.”
Wat zouden jullie nog meer willen bereiken met de samenwerking van het netwerk?
IK: “Toch nog betere afstemming tussen de netwerkpartners. Het komt nog steeds voor dat gedacht wordt dat iets nog niet is opgepakt en dan blijken er toch al organisaties mee bezig te zijn. Je blijft het netwerk nodig hebben om met elkaar in communicatie te blijven over wat er al gebeurt, wat nog niet en wat we nog moeten ontwikkelen aan interventies. Verder is het ook belangrijk dat we gemeenten blijven ondersteunen om hun weerbaarheid op orde te houden. Een weerbaar bestuur vraagt niet alleen aandacht voor bestuurders en politieke ambtsdragers, maar ook een weerbare ambtelijke organisatie.”
JvT: “We horen dat gemeenten onze producten en adviezen mooi en goed van toepassing vinden, maar dat ze de menskracht niet altijd hebben om ze uit te voeren. Dat los je ook niet op met een incidentele investering. Gemeenten hebben echt ook meer ondersteuning nodig in de praktijk. Het zou mooi zijn als je daar vast naartoe kan gaan werken met elkaar.”
Welke uitdagingen zien jullie voor de komende vijf jaar?
IK: “We hebben denk ik nog wel vijf jaar nodig om te werken aan gemeentelijke organisaties die weerbaar zijn op alle vlakken. Weerbaar bestuur moet zich bijvoorbeeld niet alleen op burgemeester en wethouders richten, maar ook op de gemeentelijke organisatie en ambtenaren. Het zou bijvoorbeeld mooi zijn als ook onze samenwerking met de (vereniging van) gemeentesecretarissen verder kan worden versterkt.”
JvT: “Wij richten ons nu steeds meer op de ambtenarij omdat ambtenaren in het werk zitten waar criminelen misbruik van willen maken. Je ziet nu dat daar gelukkig meer aandacht voor komt. Voorheen werd nog wel eens gezegd dat criminaliteit alleen van de afdeling veiligheid was, maar het risico op misbruik van voorzieningen voor criminele activiteiten zit juist in andere afdelingen. Ook als je als ambtenaar geen veiligheidsfunctie hebt, kun je met misbruik in aanraking komen. Denk aan paspoortafgifte of vastgoedtransacties. We moeten gemeenten blijven helpen om hier weerbaar tegen te zijn.”